Het I·V·O-model is geen wiskundig systeem, maar een geformaliseerde fenomenologische structuurtaal. Dat betekent:
- geen getallen
- geen eenheden
- geen berekeningen
wel:
- consistente symboliek
- exacte relaties
- reproduceerbare fenomenen
- intersubjectieve herkenbaarheid
Deze pagina beschrijft hoe het model kan worden getoetst, gevalideerd en bevestigd binnen zijn eigen domein — dat van directe ervaring, velddynamiek en pre-verbale signalen.
Dit is geen wetenschappelijk protocol in de klassieke zin.
Het is een helder en bruikbaar kader voor iedereen die het model wil testen in praktijk en waarneming.
1. Wat fenomenologische validatie betekent
Fenomenologische validatie vraagt niet:
- meetinstrumenten
- getallen
- statistiek
- grote steekproeven
Maar iets anders:
- Herhaalbaarheid van ervaring
- Gedeelde herkenning tussen observatoren
- Consistente toepassing van dezelfde structuur
- Vergelijkbare duiding van hetzelfde veld
In dit domein is een model valide als:
- meerdere waarnemers dezelfde patronen herkennen
- dezelfde dynamiek zichtbaar wordt in verschillende contexten
- de taal van het model situaties verscherpt, niet vertroebelt
- ruis en coherentie herkenbaar worden voor iedereen die kijkt
Het I·V·O-model voldoet aan deze vorm van toetsbaarheid.
2. De drie lagen waarop validatie plaatsvindt
A. Waarneming (I)
Kan een observator:
- pre-verbale signalen herkennen?
- microfysieke reacties zien (adem, timing, ritme)?
- faseverschuiving opmerken in een gesprek of ruimte?
Wanneer meerdere observatoren dezelfde signalen aanwijzen,
is dat fenomenologische convergentie.
B. Relatie (V)
Geeft het model consistente richting:
- herkent men dezelfde spanningsvector?
- valt de verschuiving op hetzelfde moment?
- loopt de interpretatie gelijk, zonder vooraf uitwisseling?
Wanneer richting onafhankelijk overeenkomt,
is dat structurele validatie.
C. Veld (O)
Kan een observator:
- het verschil zien tussen gespannen en resonant veld?
- herkennen wanneer een veld "kantelt"?
- hetzelfde patroon benoemen als een ander?
Wanneer twee mensen hetzelfde veld zien,
is dat veldtolerantie van het model.
3. De toetsvormen (praktisch toepasbaar)
Hier volgt een formele validatiemethode die je direct kunt gebruiken.
Toets 1 — Dubbele observatie (twee waarnemers, één veld)
Stappen:
- Twee mensen krijgen een korte uitleg van I–V–O.
- Ze observeren dezelfde situatie (gesprek, interactie, ruimte).
- Ze maken onafhankelijk een I–V–O-analyse.
- De analyses worden vergeleken.
Validatie is bereikt wanneer:
- I wordt op vergelijkbare punten benoemd
- V dezelfde richting aangeeft
- O dezelfde sfeer/druk toont
Dit is de meest directe toetsvorm.
Toets 2 — Micro-signaalherkenning
- Eén persoon registreert micro-signalen: ademverandering, ritmebreuk, timing-fluctuatie.
- Een tweede persoon doet dit zonder te weten wat de eerste zag.
- Signalen worden naast elkaar gelegd.
Overlap duidt op:
- pre-verbale herkenning
- veldsignaalreproduceerbaarheid
Dit is een cruciale validatievorm:
het laat zien dat het niet om interpretatie gaat, maar om waarneming.
Toets 3 — Veldverschuivingsanalyse
- Een interactie of gesprek wordt gevolgd.
- Beide waarnemers noteren het moment waarop "het kantelt."
- Wordt hetzelfde tijdspunt gezien?
- Wordt dezelfde dynamiek benoemd?
Wanneer veldverschuivingen reproduceerbaar zijn,
is het model intersubjectief valide.
Toets 4 — Casus-vertaling door derden
De casus wordt aan iemand gegeven die het model niet kent.
Daarna wordt hij het model uitgelegd,
en maakt die persoon dezelfde analyse opnieuw.
Als het model:
- verscherpt,
- verduidelijkt,
- consistent blijft,
dan is het functioneel valide.
4. Wat valideerbaar is in het I·V·O-model
- Coherentie en decoherentie — Iedere waarnemer kan onmiddellijk voelen wanneer iets samenvalt of breekt.
- Flow en frictie — Het verschil is fenomenologisch direct herkenbaar.
- Ruis en spanning — Deze zijn zichtbaar in timing, adem, onderbreking en ritme.
- Pre-verbale signalen — Deze zijn onafhankelijk observeerbaar.
- Veldverschuivingen — Meestal door meerdere aanwezigen tegelijk gevoeld.
- Richting (V) — Verschuiving in vector is herkenbaar voor verschillende personen.
- Toekomstlussen / déjà-vu — Vaak als patroon herkenbaar voor meerdere observatoren.
5. Wat niet valideerbaar is (en dus buiten het model valt)
- Voorspellingen
- Magische claims
- Absolute waarheid
- Lineaire causaliteit
- Persoonlijke interpretatie
- Subjectieve emotie
Dit zijn expliciet uitgesloten domeinen.
Het model werkt alleen op fenomenen die:
- herhaalbaar zijn
- observeerbaar zijn
- pre-verbaal zijn
- in meerdere mensen coherent opvallen
Daarom blijft het model nuchter.
6. Twee eisen die elk fenomenologisch model moet doorstaan
1. Toepasbaarheid
Het model moet echte situaties kunnen dragen. Dat gebeurt al in:
- gesprekken
- teamdynamiek
- systeemwerk
- Sail4Recovery
- persoonlijke beslissingen
- veldobservaties
2. Reproduceerbaarheid
Twee mensen moeten onafhankelijk dezelfde fenomenen kunnen herkennen.
Dat is precies wat de toetsvormen hierboven doen.
7. Conclusie
Het I·V·O-model is toetsbaar binnen zijn eigen domein.
Fenomenologische validatie:
- bevestigt de kracht van het model
- maakt het overdraagbaar
- geeft het een wetenschappelijke rand
- voorkomt misinterpretatie
- ligt volledig in lijn met de intentie van het model
Wat er getoetst wordt is niet "waarheid",
maar patroonherkenning, structuur en consistentie.
Dat is de enige manier om bewustzijnsmodellen te valideren zonder ze te reduceren tot cijfers.